Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [17]Het woord gezond [en] [18]onverwerpelijk, opdat degene, [19]die daartegen is, [20]beschaamd worde, en niets kwaads hebbe van [21]ulieden [22]te zeggen. 17. Zie 1 Tim.1:10, en 1 Tim.6:3; 2 Tim.1:13, en 2 Tim.4:3; hfdst.1 vs.9,13; namelijk hetgeen gij openlijk zult prediken, of in het bijzonder zult gebruiken bij de mensen. 18. Of, onbestraffelijk, onverdoemelijk, onverachtelijk; hetwelk zowel van het woord als van den persoon van Titus kan verstaan worden. 19. Dat is, die nog vreemd en een vijand is van de evangelische leer. 20. Namelijk in zijn lasteringen tegen de leer of leraars des Evangelies. 21. Anderen lezen onze lieden; namelijk onze Dienaars des Evangelies. 22. Namelijk met waarheid.